De vrijheid van Christus en de wet van Mohammed

 Plaatst de koran het nieuwe testament in de schaduw?

James M. Arlandson

Er wordt vaak beweerd op islamitische websites dat de islam moeilijker is dan het christendom, waardoor de islam beter is. Bijvoorbeeld, de tweede (van vijf) pijlers vereist vijf keer per dag te bidden (salaat), (bij zonsopkomst, om 12 uur, tijdens de middag, bij zonsondergang, en ’s avonds).

Ik kreeg een e-mail waarin iets stond dat als een algemene waarheid aangenomen wordt. Laten we veronderstellen dat de e-mail oprecht was:

Onlangs, tijdens een gesprek met een paar moslims, werd mij verteld dat de levenswijze van een moslim veel moeilijker is dan een christelijke levenswijze. De reden die zij opgaven was dat christenen slechts één keer in de week naar kerk gaan, terwijl moslims 5 keer per dag bidden wat waarschijnlijk vaker is dan het aantal dagelijkse gebeden van de doorsnee christen. Zo zagen zij dat, zeiden ze.

 Ik was hier niet geheel op voorbereid en had niet meteen een antwoord klaar. Ik voelde me wat ongemakkelijk. Laat ik u eens vragen wat u ervan vindt.

Op het eerste gezicht lijkt hard werken voor je geloof een vrome en godsvruchtige bezigheid. En soms is dat waar. Maar is harder werken altijd beter? Hoe bepalen we dat?

Die vraag gaat naar de kern van de zaak. Er is een wijze waarop wij op deze vraag een antwoord kunnen vinden. Het jodendom dient als achtergrond van het christendom en de islam (hoewel de invloed van het jodendom op de islam minder is en problematischer), en is dus één van de manieren om het christendom en de islam te vergelijken in het licht het oude testament. De koran zelf nodigt uit tot deze drievoudige vergelijking.

Allah beweert dat hij duidelijk richting en licht geeft aan de mensen van het Boek - de joden en de christenen (het Boek is de bijbel) en hen uit duisternis heeft gebracht, alsof de dingen duister waren geweest.

5: 15 O lieden van de schrift! [joden en christenen]... er is van Allah een Licht (de Profeet) en een duidelijk Boek (de Koran) tot jullie gekomen. 16. Allah leidt hen ermee die Zijn welbehagen zoeken naar wegen van vrede en Hij brengt hen vanuit de duisternissen naar het Licht, met Zijn verlof, en Hij leidt hen naar een recht pad. (Siregar, verg. soera 4:157

Deze twee verzen vormen een uitdaging aan het christendom (en het jodendom).

Christenen eerbiedigen het oude testament en beschouwen dat het door God is geïnspireerd. Christus zegt echter dat hij is gekomen om het te vervullen (Matteüs 5:17-20), en de geïnspireerde schrijvers van het nieuwe testament zijn het daar volledig mee eens. Nu dan, als een religie beweert dat het beter is, maar terugvalt op het oude testament in kwesties als het offeren van dieren en het houden van verplichte eetgewoontes die aan wetten onderhevig zijn, dan is deze aanspraak een automatisch signaal dat deze religie - gezien vanuit het nieuwe testament - misleid is. Waarom?

Christus heeft het oude testament vervuld.

Dus terwijl de koran beweert dat het schijnt als een licht voor christenen, duwt deze hen terug naar het oude testament? Het beantwoorden van deze vraag zal ook de aanspraak verduidelijken dat “moeilijker beter is”.

We moeten benadrukken dat dit artikel verder gaat dan alleen maar te bepalen welke godsdienst moeilijker is. In plaats daarvan, geeft het een antwoord op soera 5:15-16. Geeft de koran werkelijk licht aan christenen dat hen uit de duisternis brengt en hen op een betere weg leidt? Dit artikel onderzoekt de grote verschillen - vooral in de leer van de heilige Geest - tussen de islam en het christendom, door gebruik te maken van soera 5:15-16 als onze kernverzen.

Wij beginnen met de belangrijkste doctrine die ons ook door de andere drie zal leiden.

De heilige Geest

Het is een droevig feit dat, wanneer een godsdienst de heilige Geest negeert of minder waarde toekent, de fanatiek religieuze leiders ervan eindeloze regels en verordeningen opstapelen om mensen te controleren en hen van buitenaf heiligheid bij te brengen. Werkt dit op de lange duur?

Het oude testament

De Geest werkte in de harten van sommige mensen. Dit wordt gezien als de verlichting van de Geest. Bijvoorbeeld, hij verlichtte Jozua met het geven van leiding en met wijsheid (Numeri 27:18; Deuteronomium 34:9). Hij verlichtte de rechters om Israël te bevrijden van zijn onderdrukkers (Richteren 3:10, 6:34, 11:29, 13:25, 14:6, 19, en 15:14). Hij verlichtte Saul om te vechten tegen de vijanden van God (1 Samuël 11:6). Hij zalfde David tot koning “vanaf die dag” (1 Samuël 16:13). Hij verlichtte iemand met artistieke vaardigheden voor de bouw van tabernakel en het materiaal (Exodus 31:3; 35:31), die anderen in deze vaardigheden kon onderwijzen (Exodus 35:34).

De heilige Geest doet ook openbaringen aan de profeten en schrijvers in de bijbel. Bijvoorbeeld, hij inspireerde Bileam om zijn zegen over het oude Israël uit te spreken (Numeri 24:2). Hij inspireerde Ezechiël om de woorden van God te spreken (Ezechiël 11:5). Zacharia 7:12 zegt dat de Geest woorden aan de profeten gaf, die in naam van God spraken.

Vervolgens voorspelden de profeten van het oude testament dat God zijn Geest op een nieuwe en krachtigere manier aan de mens zou geven zodat zij hem vrijer en krachtig konden dienen. De oude manier werkte eenvoudig niet.

Ezechiël 36:26-27 zegt dat God zijn Geest aan zijn mensen zal geven:

Ik zal jullie een nieuw hart en een nieuwe geest geven, ik zal je versteende hart uit je lichaam halen en je er een levend hart voor in de plaats geven. 27 Ik zal jullie mijn geest geven en zorgen dat jullie volgens mijn wetten leven en mijn regels in acht nemen.

Joël 2:28-32 is een ander goed voorbeeld. God belooft zijn mensen herstel na zijn goddelijk oordeel. Hij belooft hen dat hij zijn Geest op hen zal uitstorten om hen te herstellen en te zegenen en hen bovennatuurlijke capaciteiten te geven om te profeteren, dromen te dromen en visioenen te zien:

2:28 Dan zal ik mijn Geest uitstorten op alle mensen en jullie zonen en dochters zullen profeteren, en oude mensen onder jullie zullen dromen dromen, jullie jonge mensen zullen gezichten zien. 29 Ook op mijn helpers, zowel mannen als vrouwen, ik zal mijn Geest in die dagen uitstorten.

Gedurende de oudtestamentische tijd konden mensen de heilige Geest ervaren; een persoon, niet een onpersoonlijke kracht. Deze ervaring bleef echter beperkt tot slechts enkele uitverkorenen. Ook verbleef de Geest niet permanent en op een krachtige manier in elke gelovige, maar Ezechiël en Joël voorspelden dat dit in de toekomst wel zou gebeuren.

Het nieuwe testament

Het is tijdens het nieuwe testament dat deze profetie van Ezechiël en Joël werd vervuld, nadat Jezus op het kruis stierf en uit de dood was opgestaan. Iedereen in de Nieuwe Verbond die om de heilige Geest vraagt in de naam van Jezus, ontvangt hem volledig, permanent en op een krachtige manier.

De apostel Petrus, geïnspireerd door de Geest, past de profetie van Joël toe op de kerk die Jezus vestigde. Het is de dag van het Oogstfeest, een dag om te vieren (zie Exodus 23:16). God zendt zijn heilige Geest als een krachtige wind en vervult iedereen die in bovenkamer bad. Handelingen 2:14 beschrijft de heilige scène:

2:1 Toen de dag van het Pinksterfeest aanbrak waren ze allen bij elkaar. 2 Plotseling klonk er uit de hemel een geluid als van een hevige windvlaag, dat het huis waar ze zich bevonden geheel vulde. 3 Er verschenen aan hen een soort vlammen, die zich als vuurtongen verspreidden en zich op ieder van hen neerzetten, 4 en allen werden vervuld van de heilige Geest en begonnen op luide toon te spreken in vreemde talen, zoals hun door de Geest werd ingegeven.

Petrus past de profetie in Joël op dit heilige ogenblik toe (Handelingen 2:16-21). God zendt zijn Geest voortdurend naar mensen die daarom in Jezus’ naam naar vragen, zoals hij dat beloofde (Johannes 16:5-16).

In een uitgebreide concordantie (register waarin alle woorden van de bijbel alfabetisch voorkomen) neemt het woord “Geest” of “geest” van God of de Heer in het oude testament bijna twee kolommen in. In het nieuwe testament meer dan drie kolommen. Vermeld dient te worden dat soms een kwade “geest” vermeld wordt (hoewel niet vaak), maar het aantal kolommen geeft ons een idee van het belang van de Geest in het nieuwe testament in vergelijking tot het oude testament. Dit is vooral opmerkelijk, daar het oude testament heel veel langer is dan het nieuwe testament.

Binnen het Nieuwe Verbond woont de heilige Geest, als volledig persoon in iedere gelovige om hem te helpen, God te volgen en zijn liefde te ontvangen. Vele functies van de Geest in het oude testament kunnen worden gevonden in het nieuwe testament op een grotere schaal. Heiligheid en de oprechtheid komen daarom van binnenuit en niet van buitenaf.

Moeten christenen vervult met de Geest dan vijf keer per dag bidden? Nee. Zij bidden echter “voortdurend” of “zonder ophouden” (1 Tessalonicenzen 5:16). Alleen de aanwezigheid van de heilige Geest in het hart kan dit doen. Bidden zij wetmatig en ritueel? Nee. In plaats daarvan, “zuchten” zij zonder woorden in de Geest; dat wil zeggen zij bidden met overgave, geleid door de Geest (Romeinen 8:26-27). Alleen de aanwezigheid van de heilige Geest in het hart kan dit doen.

Als christenen echter uit vrije wil vijf keer per dag willen bidden, dan is dat zeker toegestaan, maar niet geboden. Zij zijn daarin vrij in Christus.

De koran

De islam leent het taalgebruik en woorden van het jodendom en het christendom, maar het verandert deze op subtiele en op minder subtiele wijze. Dit is ook waar aangaande de pneumatologie van de koran (leer van de heilige Geest). De verwijzingen naar de Geest zijn aanzienlijk minder dan die in de nieuwe en oude testamenten. Alle verwijzingen hierover in de koran staan hieronder in feite nagenoeg allemaal vermeld.

De Geest in de koran heeft dezelfde functies als die in de bijbel, maar de rol van de Geest in de koran is verzwakt en minder specifiek. De Geest in de koran schijnt specifiek te zijn betrokken in de schepping (soera’s 15:98; 32:79; 38:71-72). Hij hielp Maria in de ontvangenis van Jezus (soera’s 19:18-19; 21:91; 66:12). De Geest verscheen in de vorm van een mens aan Maria (soera 19:18-19). Hij staat Jezus bij (soera’s 2:87; 2:253; 5:110), en gelovigen (soera 58:22). Jezus wordt een “geest van God” genoemd (soera 4:171; vergelijk 2:253). Hij inspireerde en openbaarde de koran (soera 16:102; 17:85; 26:192-193; 97:4). Tenslotte is hij een getuige of neemt op één of andere manier deel aan de Laatste Dag (soera’s 70:4; 78:38), door te waarschuwen voor het dreigende oordeel (soera 40:15).

De functie van de Geest in de koran overlapt dus enigszins de Geest in de bijbel (schepping, ontvangenis van Jezus, en inspiratie), maar is elders de koran verwarrend en ontoereikend (Jezus is een geest; de Geest verschijnt als mens; zijn helpen van de gelovigen wordt slechts eenmaal vermeld).

Geen van deze verwarringen en tekortkomingen zijn echter van belang, omdat de traditionele islam de heilige Geest verlaagt tot de aartsengel Gabriël. Waarom? Omdat de leer van de Geest volledig in strijd is met de doctrine dat God één is. Echter, afgezien van het waarom, het resultaat van deze afzwakking is dat moslims de aanwezigheid van de ware God niet kunnen ervaren.

Het christendom en de islam betreffende de Geest vergeleken

Het is vanuit de koran duidelijk dat in vergelijking tot het christendom, de Geest in de islam een onduidelijke en minder belangrijke rol speelt. De verwijzingen naar de Geest in het nieuwe testament beslaan drie kolommen en zijn zeer uitgebreid. De verwijzingen in de koran werden hierboven samengevat en beperken zich tot ongeveer twintig passages.

Eén van de gevolgen van de afzwakking van de rol van de Geest in de islam is, tenminste gezien vanuit van het nieuwe testament, dat moslims extra hard moeten werken om de aanwezigheid van Allah te kunnen ervaren op een manier die enigszins lijkt op de wijze waarop christenen in het hart de aanwezigheid van de gezegende heilige Geest ervaren.

Dit verschil tussen de islam en het christendom in hun pneumatologie is logisch aan te tonen; het is niet bedoeld als een belediging. Als een christen is vervuld met de Geest van God in Jezus’ naam, dan komen zijn heiligheid en oprechtheid van binnen uit, waarbij de Geest hem helpt. Als een moslim de heilige Geest niet in Jezus’ naam ontvangt, dan moet zijn heiligheid uit heel wat zelfinspanning en zelfdiscipline komen. Zo is het per definitie.

Het proces om te bepalen of moeilijker ook beter is, vergelijkt het christendom en de islam met het oude testament als achtergrond. De koran schiet te kort in the leer van de Geest in vergelijking met het oude en het nieuwe testament. Het ontbreken van de tastbare aanwezigheid van de heilige Geest in een godsdienst maakt die godsdienst niet intrinsiek beter. Deze afwezigheid kan in een godsdienst in feite leiden tot het instellen van talloze regels om de volgelingen aanvaardbaar voor God te maken. Aan de andere kant leeft een christen vol van de Geest, in Christus. Van hem wordt bijvoorbeeld niet geëist om vijf keer per dag te bidden - tenzij hij dit uit eigen vrij wil doen. In Christus heeft hij vrijheid.

Complicaties die uit talrijke verordeningen voortkomen zijn dus geen tekenen van superioriteit. Moeilijker is niet altijd beter; wanneer godsdienstige wetten zich opstapelen op de schouders van de gelovigen, kan godsdienstige onderdrukking zich ontwikkelen en kan hij verward raken in een lijst van verplichtingen.

Op een vreemde manier, eigen aan de islam, worden christenen teruggeduwd naar het oude testament, terwijl het oude testament duidelijker is in de leer van de heilige Geest dan de islam.

Daarom stelt de koran niet het nieuwe testament (noch het oude testament) in de schaduw. In Christus zijn christenen vrij onder leiding van de Geest.

Offers

Het oude testament gebruikt dieren-en graanoffers als boetedoening voor zonden. Het nieuwe testament leert dat het offer van Christus aan het kruis voor ééns-en-voor-altijd is; het is dus niet langer vereist dat christenen dieren offeren. De koran volgt hier een complexe weg.

Het oude testament

De eerste zeven hoofdstukken van Leviticus beschrijven het hoe en waarom van vijf offers: het brandoffer, het graanoffer, het vredesoffer, het reinigingsoffer, en het hersteloffer. Bijvoorbeeld, als reinigingsoffer moet de priester een stier brengen, “zonder enig gebrek als reinigingsoffer voor de zonde die hij begaan heeft.” (4:3) “Hij moet de stier naar de ingang aan de ontmoetingstent brengen voor de Heer. Hij moet zijn hand op de kop van het dier leggen en het slachten voor de Heer.” (4:4).

Deze en andere procedures zijn het “hoe” van dit offer; maar hoe zit dat met het “waarom”? Het antwoord is duidelijk in de procedure voor de gemeenschappelijke zonde, de zonde van een leider, of de zonde van een individu (een mannelijke geit): “Zo voltrekt de priester voor de leider van het volk de verzoeningsrite voor wat hij misdaan heeft, en krijgt deze vergeving.” (verzen 26 en 35). Door het bloed van een dieroffer werd een mens rein gemaakt vóór God en met hem verzoend. Mozes zegt in Leviticus: “Want het bloed is de levenskracht van een levend wezen. Ik heb het jullie gegeven om er op het altaar de verzoeningsrite mee te voltrekken, want bloed kan, als levenskracht, verzoening bewerken.” (Leviticus 17:11).

Alles bij elkaar kennen de offers in Leviticus verschillende procedures en doeleinden: als boetedoening voor zonden werd het hersteloffer ingesteld. Als toewijding aan God, werd het brandoffer en her graanoffer ingesteld. Voor gemeenschap met de Heer, priester, gemeenschap, en de familie, werd het dankoffer ingesteld (met inbegrip van de eedgelofte, het vredesoffer, en het vrijwillige offer).

De priesters leidden de mensen in de aanwezigheid van God, met de hogepriester (Aäron) als leider. Natuurlijk kon elke gelovige van het oude testament rechtstreeks tot God bidden; het geloof van de gelovige was het belangrijkst, maar het bloed van dieren bekrachtigde Gods vergiffenis in het gezicht van de gemeenschap en in de aanwezigheid van God in de tabernakel.

Het nieuwe testament

Jezus vervult dit ceremoniële of rituele aspect van de Thora.

Aäron was de belangrijkste hogepriester van de Oude Verbond, maar hij is niet te vergelijken met de grote hogepriester van de Nieuwe Verbond (Jezus Christus). Aäron ging de aardse tabernakel binnen, maar Christus ging de hemel binnen. Aäron ging één keer per jaar naar binnen, maar Christus voor altijd... Aäron bood vele offers aan, Christus slechts één (zichzelf). Aäron offerde voor zijn eigen zonde, Christus alleen voor de zonden van anderen. (John MacArthur, New Testament Commentary : Matteüs 1-7, blz. 258)

Wanneer christenen lezen over dieroffers in Leviticus, richten zij zich op het offer van Christus, waarbij zij zich realiseren dat de oude offerrites naar hem verwezen. Zij brengen een dankoffer aan God: “Laten we met Jezus ’ tussenkomst een dankoffer brengen aan God” (Hebreeërs 13:15). Dit vers, door de Geest geïnspireerd, werd geschreven binnen de context van Christus’ offer van zijn bloed aan het kruis buiten Jeruzalem. Wij herdenken het offer van Christus ook in het Avondmaal met het brood (zijn lichaam) en wijn (zijn bloed) (Lucas 22:17-23). Opnieuw dieren offeren, zou een lasterlijke belediging zijn aan het ultieme werk van Christus.

Daarbij komt dat Paulus zegt dat wij onze lichamen moeten aanbieden als een levend offer: “…om uzelf als een levend, heilig en God welgevallig offer in zijn dienst te stellen, want dat is de ware eredienst voor u.” (Romeinen 12:1). Jezus Christus inspireert alle gelovigen om hun blik te richten voorbij de bloedige offers van dieren en naar hem te kijken, het unieke offer, letterlijk voor-ééns-en-voor-altijd. Nu kunnen christenen God direct en zonder vrees benaderen omdat er twee duizend jaar geleden voor hun zonden geboet is. Hun zonden zijn bedekt zodra zij de heilige Geest in hun leven ontvangen.

De koran

Het offeren van dieren in de islam is van heidense oorsprong en gaat naar men zegt terug naar het bijbelverhaal waarin Abraham zijn zoon, die in de koran naamloos blijft (soera 37:107), bijna offerde. Wederom worden we weer teruggebracht naar het oude testament.

Bijvoorbeeld, de koran zegt in soera 22:36-37:

En de kamelen (om te offeren) hebben Wij voor jullie gemaakt als behorend tot de gewijde Tekenen van Allah, daarin is goeds voor jullie. Spreekt daarom de Naam van Allah over hen uit als zij in rijen staan (om geslacht te worden). En wanneer zij op hun zij vallen, eet dan van hen en voedt wie daar nederig om vraagt en de bedelaar. Zo hebben Wij hen aan jullie dienstbaar gemaakt. Hopelijk zullen jullie dankbaar zijn. (Siregar)

In deze passage worden moslims bevolen om te offeren, maar het bloed en het vlees “bereikt God niet” alleen de vroomheid van de gelovige. Dit is vanzelfsprekend, maar het nodigt uit tot de volgende vraag: als het offer niets heeft te maken met toenadering tot God, waarom moeten dan kamelen of vee geofferd worden? Dankbaarheid? Iedereen kan God dankbaar zijn voor deze dieren terwijl zij leven zonder hen te slachten.

Deze overleving (hadieth) verteld door ‘Aisja, De minderjarige bruid van Mohammed, zegt echter dat het verspillen van bloed belangrijk is.

Het beste dat de mens kan doen tijdens het offerfeest (Id al-Adhah) om God te behagen is het spillen van bloed; want het geofferde dier zal, op de dag van de opstanding verschijnen met zijn hoornen, zijn haar, en zijn hoeven en zal de schaal van zijn (goede) daden zwaar maken. God zal zijn bloed waarlijk aannemen, voordat het op de grond valt….. (Zie het Engelstalige Bron; ga naar Idu ‘l-Azah, de spelling is hier in dit uittreksel gemoderniseerd)

Het lijkt dus dat de islam het belang van bloed van het offer erkent. Tijdens de Dag van het Oordeel, draagt het dier bij tot de goede daden van de mens wanneer hij gewogen wordt, want het bloed van het offer speelt op één of andere manier een rol bij Allah.

Verder moesten de offers plaatsvinden in de buurt van het Heilige Huis of de Ka’ba, evenals op een bepaald tijdstip (22:33). Plaats en tijd maken dus een bloedige slachting speciaal en heilig. Het gaat niet alleen maar om een show of een gewone gebeurtenis. Het is belangrijk dit je te realiseren, omdat enkele elementen van het islamitische dierenoffer terug te vinden zijn in de offerrites van het oude testament, maar er niet gelijk aan zijn.

Soera 22:36-37 (en vers 33) geeft echter niet de volledige offerregels in de islam weer; wij hebben dus een duidelijkere en meer volledige definitie nodig. Het Oxford woordenboek van de islam zegt onder “offer”:

Het meest gewone offerritueel is de verplichte slachting van een dier als onderdeel van de haddj (verplichte bedevaart) en de niet-verplichte slachting van een dier door niet-pelgrims ter gelegenheid van Id al-Adhah (Offerfeest), dat het offer van Abraham herdenkt. Onlangs werd het ritueel geïnterpreteerd als de vervulling van de behoeften van het maatschappelijke welzijn en van liefdadigheid... Aqiqah is het niet-verplichte en traditionele dieroffer ter gelegenheid van een geboorte van een kind. Dieroffers kunnen ook gedaan worden op een gelofte of als boetedoening van een zonde tijdens bedevaart.

Dit gedeelte zegt dat het offeren tijdens de volgende gelegenheden en om de volgende redenen wordt uitgevoerd:

  1. verplichte slachting tijdens de verplichte bedevaart of haddj, (het Id al-Adhah offer) dat het bijna-offer van Abraham van “Ismaël” herdenkt (soera 37:107); deze herdenking kan ook buiten de haddj plaatsvinden;
  2. welzijn of liefdadigheid (bijv. soera 22:36);
  3. het niet-verplichte offer ter gelegenheid voor een geboorte van een kind (aqiqah); deze derde overlevering (hadieth) zegt dat het bloed van het geslachte dier op het hoofd van de zuigeling wordt gewreven
  4. ter vervulling van een gelofte (Aboe Dawoed, Volume 15, Nummer. 2831);
  5. als boetedoening voor een zonde (bijv. soera 5:95).

Het christendom en de islam betreffende offers vergeleken

Voor het vervullen van de verplichtingen van dierenoffers, komt in het christendom alles neer op Jezus Christus, waarbij complicaties worden voorkomen. De islam houdt echter vast aan veel elementen van het offeren uit het heidendom en verwatert als zodanig het oude testament. Wij zullen de betekenis van drie offers in het zo-even aangehaalde Oxford woordenboek onderzoeken.

Ten eerste; hoewel vlees en bloed van het dierenoffer “God niet bereikt,” kan in de islam een offer de zonde van een pelgrim wegnemen (soera 5:95). In tegenstelling hiermee, het offer van Christus aan het kruis betekent dat dieren niet als boetedoening geslacht behoeven te worden. Christus eigen “voor-eens-en-voor-altijd” offer doet boete voor alle zonden - van de kleinste tot de grootste. Het ritueel hoeft niet letterlijk en eindeloos met behulp van dieren herhaald te worden. Christus’ offer “bereikt” God.

Ten tweede; in de islam worden de offerdieren gebruikt om het bijna-offer van (niet genoemde) Ismaël te herdenken; het christendom voegt dit ritueel niet toe aan Christus’ offer aan het kruis. Christenen vieren de (bloedeloze) gemeenschap of Avondmaal alleen ter ere van Christus, niet ter ere van de aartsvaders van het oude testament - en zij slachten zeker geen dieren om de aartsvaders of Christus of wie dan ook te herdenken.

Tijdens de haddj mogen moslimpelgrims de geofferde dieren uit liefdadigheid aanbieden aan de armen. Daar is op zich niets verkeerds aan. Maar er is een heilig doel achter deze liefdadigheid aanwezig, omdat naast het doen van de haddj, moslims kunnen geven door middel de verplichte zakaatbelasting (de derde pijler) of de vrijwillige liefdadigheid (sadaqah). En dit heilige doel van het offeren van dieren is het verschil tussen de islam en het christendom. Christus is ons offer, en onze gaven aan de armen is door middel van voedseldistributie of van geld; niet binnen het verband van een heilige rite die het doorsnijden van de hals van een dier voorschrijft.

Samenvattend: Jezus betaalde alles aan het kruis, en vervulde daarbij het offersysteem van het oude testament. Daarom hoeven christenen niet langer het bloed van enig wezen te gieten om welke reden dan ook. Het christendom heeft deze bloedige zaken achter zich gelaten.

De islam aan de andere kant zet het bloedige ritueel van dierenoffers om talloze redenen voort. De islam verwatert - vervult niet - de rituelen van dierenoffers uit het oude testament en continueert heidense rituelen. Dus eigenlijk duwt het licht dat volgens Allah’s bewering in soera 5:15-16 op christenen schijnt, hen terug naar het oude testament, op een manier die eigen is aan de islam. Voor christenen is dit volledig onaanvaardbaar, vooral het offeren. In Christus zijn christenen bevrijd van onnodige offerrituelen, en kijken naar Christus.

Moeilijker is daarom niet altijd beter. Als religieuze slavernij zich opstapelt op de schouders van de gelovige, kan onderdrukking van hart en geest het gevolg zijn.

Daarom stelt de koran het nieuwe testament niet in de schaduw. Er is vrijheid in Christus.

Toegestaan en verboden voedsel

Direct moet worden toegeven dat het eten of het niet-eten van bepaald voedsel geen uiterst belangrijke kwestie is. Maar nogmaals, het gaat om de kern van de aanspraak dat een complexe en moeilijke godsdienst beter is - alsof complex en moeilijk altijd beter zijn. Wat belangrijker is, het gaat om de aanspraak in soera 5:15-16 dat de koran een licht schijnt op christenen en hen beter leidt.

Het oude testament

In Leviticus hoofdstuk 11 verklaart God de regels over reine en onreine dieren (zie ook Deuteronomium 14:3-21). Bijvoorbeeld, vers 4 zegt: “Kamelen zijn herkauwers maar hebben geen gespleten hoeven en gelden daarom voor jullie als onrein”. Vers 7 zegt: “Zwijnen hebben wel volledig gespleten hoeven maar herkauwen niet en gelden daarom voor jullie als onrein”. Wat was het doel van deze regels? Verzen 44-45 spreken over toewijding en heiligheid: “Wees heilig, want ik ben heilig”. Eén van de manieren om heiligheid te bereiken in het oude testament is om kosjer te eten .

Het nieuwe testament

Het christendom zegt dat voedsel geen heiligheid bewerkstelligt; alleen een verhouding met Christus doet dit, door de macht van de heilige Geest, daar het leven van Christus door de gelovige stroomt. Het is christenen toegelaten om alles te eten wat in overeenstemming is met hun geweten (Markus 7:14-19). Als zij vrijwillig van traditionele onreine dieren, zoals varkens, willen afblijven, dan zijn zij daar vrij in. Het is echter geen vereiste van Christus of van de schrijvers van het nieuwe testament. In Christus, is alle voedsel ritueel rein. Nadat hij opgegaan was naar de hemel, zei Jezus tot Petrus in een visioen dat alle dieren rein zijn. Een stem uit de hemel sprak tot de hoofdapostel: “Wat God rein heeft verklaard, zul jij niet als verwerpelijk beschouwen”. (Handelingen 10:15)

De geïnspireerde Apostel Paulus predikt de vrijheid in Christus duidelijk; hij zegt dat het niet belangrijk is of het vlees op de markt is gekocht waar het misschien aan afgoden is geofferd:

Wij weten dat er in de hele wereld niet één afgod echt bestaat en dat er maar één God is…. Nu zal ons voedsel ons niet bij God brengen: eten wij niet, dan zal ons dat niet tot nadeel strekken; eten wij wel, dan zal ons dat niet tot voordeel strekken. (1 Korintiërs 8:4, 8).

Hier spreekt Paulus’ gezonde verstand dat het gevolg is van de vrijheid in Christus. Voedsel is alleen maar iets materieels, en het kan uiteindelijk niemand heilig maken nu Christus het oude testament vervuld heeft. In feite bevestigt Paulus dat Christus alle dingen creëerde - implicerend dat het varken en ander ceremonieel onrein voedsel daar ook bijhoort (verzen 5-6). Hij erkent echter dat sommige minder sterke gelovigen een dergelijke vrijheid niet aan kunnen. Hier adviseert hij de christenen van Korinte om begrip voor hen te hebben, zelfs als dat betekent bepaald voedsel niet te eten. (Deze door de Geestgeleide concessie is volledig in overeenstemming met het besluit dat de Raad van apostelen en ouderlingen van Jeruzalem namen in Handelingen 15:29). Maar deze terughoudendheid is gedaan niet omdat voedsel ons echt onrein maakt, maar omdat de liefde voor een minder sterke broeder in Christus na aan Gods hart ligt.

De koran

In soera 2:173 verbiedt de koran dit voedsel:

Hij heeft slechts voor jullie verboden het gestorvene (het niet ritueel geslachte), het bloed, het varkensvlees, en dat waarover (bij het slachten) een andere naam dan die van Allah is uitgesproken. (Siregar)

Wat zo interessant is aangaande dit vers is de clausule “dieren waarover een andere naam dan die van Allah is uitgesproken”. (zie soera’s 5:103, 6:121, en 16:115). Soera 5:3 voegt eraan toe: “Het is u verboden... alles wat geofferd op afgodenaltaren.” Het is duidelijk dat Mohammed met hetzelfde probleem werd geconfronteerd als Paulus in de kerk van Korintië zeshonderd jaar eerder. Wat is er aan de hand met voedsel dat op altaren van heidenen is geofferd? Mohammed verbiedt het - hoewel hij eraan toevoegt dat als een mens grote honger lijdt, hij niet zondigt als hij van deze onreine dieren eet. Extreme gevallen zijn echter goed voor afleidende discussies, dus die worden daarom niet in dit artikel besproken. In normale omstandigheden mogen moslims bepaald voedsel niet eten.

Het christendom en de islam betreffende voedsel vergeleken

Beide godsdiensten hebben heiligheid als doelstelling (zoals gedefinieerd door elk van de twee godsdiensten), maar met betrekking tot voedsel, zijn er verschillen over het bereiken van dit doel.

Het bijbelse christendom - gepresenteerd in zijn volledige vrijheid - zegt dat voedsel niet langer een weg is tot heiligheid. Christus en de geïnspireerde schrijvers van het nieuwe testament prediken vrijheid in de heilige Geest. Ultieme bijbelse heiligheid stijgt boven het dierenrijk uit; naar Christus aan het kruis en Gods koninkrijk. Als een christen echter uit eigen vrije wil kosjer voedsel wil eten, en zolang hij zich realiseert dat het nieuwe testament hem daar niet toe dwingt, dan staat het hem, in Christus, vrij deze weg te volgen.

De islam, aan de andere kant, duwt de gemeenschap terug naar de wet van Mozes, die voor christenen door Christus is vervuld. De islam predikt godsdienstig legalisme en uiterlijke heiligheid - door bepaald voedsel niet te eten! Allah zal u straffen! Gezien vanuit een christelijk standpunt, volgen moslims nog steeds een legalistische levensstijl en uiterlijke rechtvaardigheid door zelfinspanning zonder het werk van de Heilige Geest in het hart van de mens.

Het toevoegen van ceremoniële voedselwetten die dingen compliceren, maken een godsdienst dus niet intrinsiek beter. Moeilijker is niet altijd beter - als de regels toenemen, kan godsdienstige slavernij in het hart en de geest ook toenemen.

De islam zou op een onderdrukkende manier christenen terugduwen naar het oude testament aangaande wat wel en wat niet te eten.

Daarom stelt de koran het nieuwe testament niet in de schaduw. De volgelingen van Christus zijn vrij.

Geopolitieke heilige plaatsen

Laten we voorbij gaan aan ritueel en leerstellingen en nu een historisch aspect van de drie godsdiensten analyseren: het vestigen van heilige plaatsen waar de pelgrims kunnen bijeenkomen om godsdienstige plichten te vervullen.

Het oude testament

In de Oude Verbond geeft God instructies hoe de verplaatsbare tabernakel te bouwen (Exodus 25-27). Daarna gaf hij speciale toestemming aan Salomo om een permanente tempel te bouwen (1 Koningen 5:16:38 en 7:138:66). Op goddelijk bevel reisden pelgrims drie keer per jaar naar de tempel om religieuze plichten te vervullen, tijdens het feest van het Ongedesemde brood, het Oogstfeest, en het Inzamelingsfeest (Exodus 23:14-17; Deuteronomium 16:16; Psalm 84:5; Lucas 2:4142). Dit betekent dat de God op een specifieke plaats in Jeruzalem aanwezig was, hoewel hij de Schepper van het heelal is en niet beperkt wordt door een bepaalde plaats of gebouw (1 Koningen 8:27-30).

Het nieuwe testament

Jezus vervult deze aardse tempel in zijn eigen persoon en in zijn kerk. Jezus zegt tot de farizeeërs, naar zichzelf verwijzende: “Ik zeg u: hier gaat het om meer dan de tempel!” (Matteüs 12:6). Jezus zegt dit binnen de context van het houden van de wet en het offeren in de tempel. Hij vervult nu de tempeloffers en wordt een levende tempel voor zijn nieuwe volk van God: zijn kerk (1 Korintiërs 3:16 en 1 Petrus 2:48). Zijn kerk wordt nu over de hele wereld aangetroffen, dus zijn levende tempel is wereldwijd.

Jezus heft onze visie ver boven een geopolitieke heilige plaats. In hoofdstuk 4 van het evangelie van Johannes, ontmoet Jezus een Samaritaanse vrouw bij een put. Hij vraagt haar om water, en zij geeft het hem. Dan vraagt hij haar om haar man te roepen. Zij antwoordt dat zij geen man heeft. Om haar hart te helen, leest Jezus het en zegt hij tegen haar dat zij vijf mannen heeft gehad, en dat degene met wie zij nu leeft, haar man niet is. Verrast door die waarheid, verandert zij het onderwerp in een politiek, religieus geschil over op welke berg men moet bidden. Hij antwoordt:

Johannes 4:21 “Geloof me, er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. 23 Maar er komt een tijd, en die tijd is nu gekomen, dat wie de Vader echt aanbidt, hem aanbidt in Geest en in waarheid...”

De belangrijkste woorden hier zijn: in Geest en in waarheid, die tijd en plaats overbruggen. In deze verzen blijft Jezus consistent aan zijn opdracht om alleen de harten van mensen te veranderen en niet om te worden betrokken in geopolitieke kwesties. De christenen zoeken daarom het nieuwe Jeruzalem in de hemel (Openbaring 21), in plaats van het aardse Jeruzalem. Niet alleen voor een paar dagen of enkele weken, maar ons hele leven is een bedevaart naar de Stad van God (zoals Augustinus het noemt) en niet naar een wereldse stad.

Als christenen echter een bedevaart uit vrije wil willen ondernemen, dan zijn zij daarin vrij, zoals hieronder verklaard wordt. Maar het wordt niet van hen geëist. In Christus hebben zij vrijheid.

De koran

De koran reïnstitueert een heilige plaats, (vanuit zijn eigen logica te vergelijken met de tempel in Jeruzalem) en neemt een heidens ritueel over. Dit vers verkondigt gelovigen dat een bedevaart naar het heiligdom Ka’ba in Mekka een verplichting is, waarvan de laatste van de vijf pijlers is afgeleid - de haddj:

3:97 En Allah heeft voor de mensen de bedevaart [aan de Ka’ba] verplicht gesteld, (voor hen) die in staat zijn daarheen op weg te gaan. En wie ongelovig is: Allah heeft geen behoefte aan de werelden. (Siregar; de toevoeging tussen vierkante haakjes is van mij)

Het volgende vers beweert dat Abraham Ismaël liet verhuizen naar Arabië dichtbij Mekka zodat hij de Arabieren kon leren bidden en afgodsverering kon afkeuren:

14:35 En toen Ibrahiem zei: “Mijn Heer, maak deze stad [Mekka] veilig en houd mij en mijn zonen ervan af dat wij afgoden zouden aanbidden.” (Siregar; de toevoeging tussen vierkante haakjes is van mij)

Tenslotte beweert dit vers dat Abraham en Ismaël, toen zij in Mekka waren, de Ka’ba bouwden en wijdden, die een zwarte steen bevat:

2:127 En toen Ibrahiem de grondvesten van het Huis [Ka’ba] legde, en Isma‘iel (samen smekend:):   Onze Heer, aanvaard het van ons...”  (de toevoeging tussen vierkante haken is van mij)

Dit brengt ons meteen terug naar Abraham in het oude testament. Hoewel Abraham een gerespecteerde profeet is, gaat dit voor wat heilige plaatsen betreft voor christenen terug naar een vervuld heilig boek, niet voorwaarts naar Christus, de Zoon van God, en naar het nieuwe testament.

Hoe dan ook, waarom zou Mohammed ofwel deze legende fabriceren ofwel de Arabische volkslegende overnemen dat Abraham de Ka’ba heeft bezocht? Waarom reïnstitueerde hij een bedevaart naar deze plaats in? Daar zijn vier redenen voor.

Ten eerste: hij was sterk betrokken bij het heiligdom Ka’ba. Toen hij nog in Mekka woonde, liep hij er vaak omheen en bad er tot Allah. Eén van de eerste moslimhistorici, Ibn Ishaaq, die zelfs vandaag de dag nog door historici wordt gerespecteerd als een betrouwbare bron (met uitzondering van de wonderen), zegt dat hij de zwarte steen kuste. En de betrouwbare hadiethverzamelaar en redacteur Boechari zegt dat hij het rituele kussen volhield (Boechari, Volume 2, Boek 26, Nummer 675 en Het leven van Mohammed, vert. A. Guillaume, Oxford UP, 1955, blz. 131). Deze hechting weerhield hem ervan om uit te stijgen boven een religieuze, geografische plaats en te kijken naar een “geestelijk ” Ka’ba, zoals Jezus voorbij het aardse Jeruzalem keek (Johannes 4:19-26). Mohammeds motief is van psychologische aard.

Ten tweede: de Ka’ba trok talrijke pelgrims aan, lang vóórdat de islam als nieuwe religie op het toneel verscheen. Maar het was toegewijd aan het polytheïsme, en dat kon Mohammed er niet bij laten zitten. Hij zegt in een andere passage inderdaad dat zijn moslims de polytheïsten daar zouden moeten bestrijden totdat “de godsdienst aan Allah behoort ” (soera 2:193, Majid Fakhry, An Interpretation of the Qur’an, NYUP, 2000, 2004) Dit motief is van theologische aard, vermengd met djihaad.

Ten derde: men kan niet ontkennen dat de Mekkanen Mohammed vervolgden vóór zijn hidjra (migratie naar Medina), waarop God hem toestemming verleende om de polytheïsten te bestrijden totdat “de godsdienst aan Allah behoort.” Op deze manier stelde hij in de eeuwige koran de dubieuze Arabische gewoonte van vergelding in. Dit motief is religieus en cultureel van aard.

Tenslotte moeten wij het feit niet over het hoofd zien dat de Ka’ba heel wat geld opbracht van de bedevaarten, en het zou de fortuinen van de moslims laten toenemen. Eenvoudig gezegd, Mohammed wilde controle hebben over de populaire Ka’ba, vanaf het ogenblik van zijn hidjra en zijn agressieve aanvallen tegen de Mekkaanse karavanen, tot aan zijn militaire verovering van de stad in 630. De koran is het met zijn redenering eens: “God heeft de Ka'ba, het heilige huis, gemaakt tot een ondersteuning voor de mensen en envenzo de heilige maand, de offergave en de halsomhangels” (Leemhuis, soera 5:97). Dit motief draagt bij tot roem door dapperheid (een Arabische culturele waarde) en tot fortuin.

Tegenstellingen tussen het christendom en de islam met betrekking tot heilige plaatsen

Als christenen een bedevaart willen maken naar het Heilige Land of een andere plaats zoals Lourdes in Frankrijk, dan mogen zij dit doen uit eigen vrije wil. Maar deze daad van aanbidding wordt hen niet van buitenaf opgelegd door Jezus of de schrijvers van het nieuwe testament. De Heer en zijn geïnspireerde schrijvers verheffen de visie van christenen naar de hemel. Daarbij, het geestelijke voordeel van christenen komt uit de kerk van Jezus Christus in de eenheid van de Geest - de kerk of het volk van God als nieuwe tempel van God. In Christus zijn de mensen vrij.

De islam, aan de andere kant, verplicht de bedevaart naar een zwarte steen (de vijfde pijler). Mohammed gaat zelfs zo ver dat hij durft te beweren, overigens zonder enig bewijsmateriaal, dat Abraham ongeveer 1600 kilometer aflegde naar Mekka, hoewel de bijbel hier niets over zegt. Mohammed kuste de steen. Het is teleurstellend dat de profeet niet boven dergelijke kleine materiële voorwerpen kon uitkomen. In plaats daarvan, gaat hij terug naar het oude testament en imiteert het op zijn eigen vreemde wijze.

Het oude testament is vervuld in Christus voor wat betreft aardse heilige plaatsen. Complicaties verbeteren een religie niet noodzakelijkerwijs.

Moeilijker is niet altijd beter, en het kan zelfs tot religieuze slavernij leiden wanneer regels zich opstapelen op de schouders van de gelovigen.

Voor wat heilige plaatsen betreft, duwt de islam christenen op een ouderwetse manier terug naar het oude testament.

Daarom stelt de koran het nieuwe testament niet in de schaduw. In Christus zijn christenen vrij.

Conclusie

Dit artikel onderzocht vier onderwerpen: de heilige Geest, het offeren, voedsel, en heilige plaatsen. Wij zouden er meer hebben kunnen kiezen. Bijvoorbeeld, het oude testament staat polygamie toe (hoewel het eerlijk genoeg is om de problemen die samen gaan met deze gewoonte aan de kaak te stellen: bijv. in Genesis 16:5 en Samuël 1:6-7). Het nieuwe testament bevestigt het oorspronkelijke model in de tuin van Eden: één man en één vrouw (Matteüs 19:36). De islam is te vergelijken met het oude testament en laat polygamie toe, een instelling ten gunste van de man. Het christendom beschermt en eert aldus vrouwen.

Daarbij komt dat het uitoefenen van de vier onderwerpen niemand materieel of lichamelijke schade berokkent, dus als moslims geloven dat hun manier van doen het beste is en erop aandringen deze regels te handhaven, dan is dat hun goed recht. Maar zij moeten zich wel bedenken dat Mohammed zelf deze regels instelde in soera 5:15-16. Hij was het die zei dat zijn manier helderder en duidelijker was dan het jodendom en het christendom. Deze vier onderwerpen geven echter een antwoord op de uitdaging van Mohammed. Zij illustreren de verschillen tussen de islam en het christendom in het licht van de vroegere godsdienst -het jodendom.

Dat gezegd hebbende, in vergelijking met het nieuwe testament, schiet de koran op elk van de vier onderwerpen schromelijk te kort, en wel op twee manieren:

In de eerste plaats wordt op islamitische websites en gedrukte publicaties vaak beweerd dat de islam ieder aspect van het individu en de maatschappij omvat. Dit betekent, zo gaat de redenering, dat de islam superieur is aan het christendom omdat de historisch oudere godsdienst geen talloze regels, verordeningen en verplichtingen voorschrijft.

Maar wat gebeurt er als dit islamitische “omvatten van ieder aspect” de mensen terugduwt naar oude wetten op een lukrake en verwaterde manier? Wat gebeurt er als de islamitische wet onderdrukkend is? Waarom, is deze gedetailleerde religieuze controle dan een reden om over op te scheppen?

Als tweede: in de inleiding tot dit artikel werd soera 5:15-16 geciteerd, dat zegt dat de koran een licht is voor christenen (en joden) en hen uit de duisternis leidt en op een betere weg leidt. De waarheid die in dit artikel naar voren treedt is, dat de koran terug gaat naar het oude testament en dit heilige boek vervormt. Dit is reden genoeg voor christenen om de koran te verwerpen. Het verlicht hen niet, brengt hen niet uit de duisternis, en leidt hen niet op een betere weg.

Christus heeft het oude testament voor de christenen vervuld, het terugkeren daarnaar toe, zoals de islam dwingend voorschrijft, betekent dat christenen erop achteruitgaan zouden gaan en niet voorwaarts. Christenen eren en respecteren het oude testament, en zij kunnen daaruit waarden leren die voor altijd gelden, maar zij behoeven niet noodzakelijker wijze zijn wetten te onderhouden om God te behagen. En zij moeten zeker niet de misinterpretaties van de koran op het oude testament volgen.

De ware volgelingen van Christus zijn vervuld met de Geest; dus heiligheid en de oprechtheid komen van binnen uit.

Moeilijker is niet altijd beter.

Daarom stelt de koran het nieuwe testament niet in de schaduw.

Jezus Christus bevrijdt. Mohammed compliceert.

Dit artikel heeft een vergezellend artikel, dat het leven en de praktijken van Mohammed analyseert, en ze vergelijkt met Christus. Deze vergelijking geeft een andere manier een antwoord op de vraag of de islam een verbetering is op het christendom.