De kruistochten en de spindoctors

Door Dr Paul Stenhouse © 2007 Chevalier Press. Gebruikt met toestemming.

Ondanks dat we leven in de eerste jaren van het derde millennium, blijft een open discussie en evaluatie van de vroegmiddeleeuwse kruistochten voort zwoegen onder een aantal geduchte moeilijkheden. De meeste hiervan hebben weinig of niets te maken met de realiteit van de complexe menselijke onderneming die de kruistocht was. Ze zijn overblijfselen van de antikatholieke polemiek uit de zestiende eeuw die later kritiekloos in menselijke herinneringen ingesloten werden of op de bibliotheekplanken liggen als landmijnen die door een bezettende macht begraven waren.

Dat ze zelfs nu niet erkend en onbetwist blijven weerspiegelt minnetjes op een moderne, grotendeels geseculariseerde westerse samenleving, wiens voortbestaan voortdurend wordt bedreigd door de weigering om oog in oog te staan met de werkelijkheid.

Alle middeleeuwse kruisvaarders waren katholiek – de goeden, de slechten en allen er tussenin.

Het is niet gemakkelijk voor iemand die is opgegroeid in overwegend protestantse landen, te beseffen dat eens alle christenen katholiek waren.

De eerste kruistocht, georganiseerd door paus Urbanus II in 1095 na Chr., vond slechts enkele jaren plaats na de dubieus gemotiveerde scheiding tussen de Byzantijnse [Oost] katholieken met Constantinopel als centrum en de Latijnse [West-] katholieken met Rome als centrum.

Als deze scheiding niet had plaatsgevonden, en als de uiterst belangrijke zestiende eeuw een andere koers had gevolgd, dan zou de beoordeling van de geschiedenis wellicht eerlijker en minder beïnvloed zijn geweest door vooringenomenheid en onwetendheid.

De partijdigheid van historici en anderen die de kruistochten behandelen is betreurenswaardig, hoewel wij echter op geen enkele wijze de wreedheid verexcuseren noch de hebzucht en de excessen die te vaak het idealisme van de kruisvaarders omlaag haalden en hun onbetwijfelde waardige zaak aantastten.

Ondanks tegenstrijdige beweringen is er geen eeuwenlange, diepgaande verontwaardiging aan de kant van moslims over de kruistochten. [1] De huidige antikruistochtopschudding heeft meer te maken met post-Verlichtingsvooroordeel en eigenhaat bij sommige westerlingen, dan met smeulende gramschap bij middeleeuwse moslims.

De woorden “kruistocht” en “kruisvaarder” komen zelfs niet voor in de islamitische geschriften van de tijd dat de gebeurtenissen, die we nu gaan bespreken, plaatsvonden. Ze hebben geen equivalent in het Arabisch en andere talen gesproken door moslims, en lijken te zijn bedacht door christenen die op een later tijdstip in het Arabisch schreven. [2]

At-Tabari [† 923 na Chr.], de belangrijkste islamitische historicus, en Ibn al-Qutiyya, een van de belangrijkste historici van moslim-Spanje, maken zelfs geen gewag van de Slag om Tours en Poitiers in 732 na Chr., die volgens Edward Gibbon [3] het beslissende keerpunt was in de vroege strijd tegen het westerse christendom door de legers van de islam.

In Mosul versterkt de islamitische historicus Ibn al-Athir de indruk dat de invallen van de kruisvaarders aanvankelijk bejegend werden met onverschilligheid door de islamitische heersers. Hij schreef na 1187 in het kort: “Toen het jaar 490AH [1096-1097 na Chr.] kwam, vielen [de Franken] Syrië binnen.” [4]

Uiteindelijk kwamen de meeste leiders van de steden die nog in islamitische handen waren – om eerlijk te zijn, vaak om opportunistische redenen – tot een vriendschappelijke overeenkomst met de kruisvaarders. Ze sloten zelf verbonden met hen af tegen hun medemoslims, en dreven handel met hen en hielden diplomatieke betrekkingen. Zelfs toen op 2 oktober 1187 Jeruzalem ten prooi viel aan de troepen van Saladin, ging deze handel en diplomatie tussen moslims en de “Franken” voort tot op de huidige dag

Veronderstellingen gebaseerd op vooroordeel

Er wordt beweerd – verondersteld zou nauwkeuriger zijn – dat de kruistocht een initiatief was van een beramende paus; dat hij gericht was op het verwerven van land voor vestiging – een soort kruistochtimperialisme; dat de islamitische bevolking alleen vrede en goede betrekkingen met het christendom en christenen wilde; dat de kruistocht een grootschalige plunderende expeditie was; dat het een niet uitgelokte oorlog tegen de islam was. Geen van deze beweringen blijft na grondig onderzoek overeind.

Aan de basis van veel van deze veronderstellingen ligt de verwerping van bedevaarten door Reformatoren als ‘bijgeloof’ en ‘van geen waarde voor het geloof’ en een onvermogen aan de kant van vele mensen uit de moderne tijd te begrijpen hoe mensen uit de middeleeuwen werkelijk ‘heilige plaatsen’ belangrijk vinden als ook een cynische neiging om de kruisvaarders als opportunistische en harteloze gelukszoekers en zwendelaars te zien die uit oorlog hun slag willen slaan.

Edward Gibbon – wie Hilaire Belloc terecht omschreef als ‘onwetend ten opzichte van het religieuze temperament dat hij probeerde te beoordelen’[5] – noemde de kruistocht Het Twistpunt van de Wereld (The World’s Debate) Hij zou er beter aan gedaan hebben het Het Verderf van de Wereld (The World’s Bane) te noemen, omdat blindvooroordeel tegen de veelzijdige menselijke onderneming die we de kruistocht noemen het al fragiel sociale immuunsysteem bedreigt, en het kwetsbaar maakt voor aanvallen van degenen met een gevestigd belang in het ondermijnen van haar instellingen.

Een agressieoorlog tegen de islam?

Ik heb al gekeken naar de bewering van onder meer professor John Esposito van Georgetown University dat de kruistocht niet uitgelokt was en dat ze 500 jaar van vrede en tolerantie tussen moslims en christenen vernietigde. [6]

Hier wil ik graag de veronderstelling betwisten dat de kruistochten oorlogen van agressie tegen de islam waren. Dat waren zij niet. Zij waren overlevingsoorlogen met als voornaamste doel de bevrijding van de christelijke heilige plaatsen – in het bijzonder de Heilige Grafkerk en de Geboortekerk in Bethlehem – en het garanderen van een veilige doorgang voor pelgrims naar Jeruzalem.

Gedurende de voorgaande 463 jaar sinds de dood van Mohammed hadden de islamitische strijders Syrië, Noord Afrika, Sicilië, Sardinië en een groot deel van Spanje veroverd. Zij bestookten de mediterrane kust van Frankrijk en Italië. Zij teisterden de Adriatische zee. Ze waren erin geslaagd om het oude Oost-Romeinse Rijk in stukken te scheuren, Perzië te veroveren, en hun legers voort te stuwen en hun godsdienst te verspreiden tot in India en de Centraal-Aziatische steppen.

De Mongolen/ Turken

Net toen het leek dat de islam zich had uitgeput, toen de Moren in Spanje op terugtocht waren, toen de Georgische christenen de Transkaukasus domineerden van de Kaspische tot de Zwarte Zee, toen Sardinië en Sicilië opnieuw van de moslims heroverd waren, en toen de heidense Deense piraten – de Noormannen – de meest gevreesde van alle vijanden van het christendom, katholiek waren geworden, en toen naar het oosten de Hunnen op de Dacische Hoogte wiens rijk Hongarije genoemd moest worden hetzelfde deden, verscheen een nieuwe vijand: de Mongoolse horden bekend als de Turken.

Deze neven van de Hunnen waren werkzaam als lijfwachten van de Abbasieden-kaliefen van Bagdad. De islam tuigde hun militaristische en barbaarse gewoonten op en zij namen de Arabische religieuze en politieke macht in zich op en vormden een nieuwe en mogelijk verwoestende bedreiging voor het voortbestaan van het christendom [en Arabische dominantie van de islam] niet alleen in het oosten, maar ook in het westen.

De kruisvaarders

Vier belangrijkste christelijke feodale edelen antwoorden op de oproep van paus Urbanus II in de Raad van Craremont in Frankrijk aan het einde van 1095 om de heilige plaatsen te bevrijden: Godfried van Bouillon, hertog van Neder-Lotharingen; Raymond IV, graaf van Toulouse en Markies van de Provence; Hertog Robert van Normandië, zoon van Willem de Veroveraar en Behemond broer van de koning van Sicilië en Tancred, de neef van Behemond.

Het duurde meer dan een jaar na de oproep van de kruistocht voordat deze vier – met hun ridders te paard, infanterie en de vele volgelingen – voor Constantinopel kamp hielden. Ze arriveerden in kleine aantallen vanaf half december 1096.

Tot in de late lente van 1097 begonnen zij niet aan hun mars naar de heilige plaatsen, omdat de Byzantijnse keizer Alexius Comnenus maandenlang druk uitvoerde op de westelijke heren om trouw aan hem te zweren voordat hij hun 300000 manschappen over zou varen naar de Aziatische kant. Hij had zijn eigen agenda [de terugname van Antiochië] en deed wat hij kon om hen van hun oorspronkelijke doel af te doen wijken.

Er is geen bewijs dat de visie ondersteunt dat het doel van de kruistocht was om westerse christenen in staat te stellen om de kust van het oostelijke Middellandse Zeegebied te veroveren en te koloniseren. Integendeel, uit alles blijkt dat de paus en de feodale heren verwachtten dat de kruisvaarderslegers te Constantinopel verenigd zouden worden met een grotere legermacht onder bevel van de Byzantijnse keizer zelf, en dat hun gezamenlijke krachten de heilige plaatsen zouden bevrijden en het Byzantijnse soevereiniteit over gebieden zou herstellen die eerder van Constantinopel in beslag genomen waren door de Arabieren en de Turken. Maar zij gaven niet toe aan Byzantijnse arrogantie en dubbelspel. Pas toen duidelijk werd dat de keizer niet geïnteresseerd was in deelname aan of zelfs hulp aan de bevrijding van Jeruzalem – hij wilde Antiochië terug – besloten zij om alleen verder te gaan, met alle risico’s van dien.

De kruistochten waren geen oorlogen tegen de islam

Het is niet onze bedoeling hier de sage van de kruisvaarders in detail te volgen. Volgende artikelen zullen een aantal andere omstreden kwesties in verband met de kruistochten onderzoeken, waaronder de plundering van Jeruzalem en die van Constantinopel. Ons doel hier is om aan te tonen waarom het misleidend is om de kruistochten een oorlog van agressie tegen de islam te noemen.

1. Als de kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan is er een grote kans dat zij hierin geslaagd zouden zijn. De kruistocht faalde, ondanks zijn indrukwekkende eerste succes in de periode 1096-1099, juist omdat de kruisvaarders niet in de eerste plaats geïnteresseerd waren in de strijd tegen de islam.

De kruisvaarders vochten [wanneer dat nodig was] om een veilige bedevaartroute te openen en de heilige plaatsen te herbezitten, weggevaagd in de eerste onstuimige dagen van de islamitische djihadisme na de dood van Mohammed in 632.

Ik zeg ‘als dat nodig was,’ omdat steden in handen van moslims – de meesten hiervan hadden bevolkingen waarvan de meerderheid christen was – niet aangevallen of bezet werden wanneer ze geen weerstand boden. De Turkse Emir van Aleppo deed geen poging om de kruisvaarderslegers te stoppen toen ze Aleppo passeerden en dus gingen zij verder naar Orontes en Antiochië – het gewenste doel van de Byzantijnse keizer Alexius. Dit was een vergissing.

2. Als de kruisvaarders werkelijk gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zouden zij Aleppo bezet hebben en Antiochië van Damascus afgesneden hebben en daardoor afgesneden van handel- en militaire routes naar Arabië en naar Egypte. Alles tussen de woestijn en de Middellandse Zee zou voor islamitische troepen afgesloten zijn. Ze deden dat niet.

Met het voordeel van achteruit kijken, is het duidelijk dat wie Aleppo in handen had, de doorgang had tussen de woestijn, Constantinopel en het Westen en de zeekust van Palestina. Aleppo bleef in moslimhanden en zoals Hama, Homs en Damascus ook islamitische enclaves waren, betekende dit dat islamitische legers – ofwel Turken uit het noorden, Arabieren uit het oosten of Noord-Afrikanen uit het zuiden –de geïsoleerde kruisvadersnederzettingen aan de kust, naar believen, lastig konden vallen.

3. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zouden zij heel Cilicia – niet alleen Antiochië –hebben bezet en de Turken van de belangrijkste landroutes naar het Egypte en Arabië hebben afgesneden. Ze deden dat niet.

4. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zouden zij Damascus veroverd hebben en heel Syrië, de weg naar Jeruzalem en alle routes over land die Arabië met Egypte en het Westen verbinden beheerst hebben. Ze deden dat niet.

5. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zouden zij individuele plantages langs de route hebben gesticht, wat een uitputtend effect zou hebben op de broodnodige militaire middelen om ze te bezetten en zou de bevrijding van Jeruzalem overlaten aan ongeveer 4% van de oorspronkelijke 300.000 manschappen – naar schatting 12.000 gewapende mannen van wie er slechts 1200 rijdende ridders waren.

6. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zou de meerderheid zich niet hebben terug getrokken toen Jeruzalem in hun handen viel op 15 juli 1099 en terugkeren naar hun landerijen in Frankrijk, Italië en Sicilië. Een jaar na de bevrijding van Jeruzalem, waren er slechts 300 Westerse ridders en hetzelfde aantal aan voetsoldaten in die delen van zuidelijk Palestina die in handen van de kruisvaarders waren. De rest, met uitzondering van de enkelen die in de kruisvaardersgarnisoen in Syrië of Noord-Irak waren, waren naar huis teruggekeerd. [7]

7. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zouden zij ervoor gezorgd hebben dat de ridders die in Jeruzalem, Acre, Tripoli, Antiochië, Edessa, Karak [ Syrisch voor de ‘vesting’] in Moab zuidoosten van de Dode Zee en de vele andere kruisvaardersburchten die tot ‘ Aqaba aan de Rode Zee uitstrekten, voldoende versterkt bleven en van wapens en verse paarden voorzien waren. Ze deden dat niet.

8. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam nadat in 1099 Jeruzalem in hun handen viel, dan zouden zij een minder defensieve en veiligheidsbewuste houding aannemen en de naburige landen, steden en gemeenten die door islamitische heersers gedomineerd werden veroverd hebben, in plaats van het sluiten van verdragen met hen net zoals zij dat bijvoorbeeld deden met de Fatamid-kaliefen, en later de Mamloek-sultans, van Egypte, de emir van Hazart [bekend als ‘ Azar vandaag, tussen Antiochië en Edessa] en zelfs met de emirs van Damascus.

In 1104 en 1151 sloten de emirs van Basra zich aan bij de kruisvaarders tegen Damascus. In 1147 vroeg de moslimcommandant van Hauran [de hoofd oostwest-weg tussen de Jordaan en de zee van Galilea met de Middellandse Zee] de kruisvaarders om hulp tegen Damascus.

In Hilaire Belloc’s oordeel, waarmee ik instem, zouden de kruisvaarders als zij permanent, langs de gehele lengte, Damascus en Syrië vanaf de Middellandse Zee naar de woestijn hadden bezet, de islam in tweeën gesneden hebben. [8]

Omdat ze slechts de westelijke kust rand hielden – Gaza, Askalon, Jaffa, Jeruzalem, Akko, Haifa, Beiroet, Tripoli – lieten zij de noordelijke, oostelijke en zuidelijke zijden over aan de moslims, die in staat waren om vrij en relatief ongestoord door de christelijke troepen te bewegen, afgezien van de hoofdweg van Transjordanië die leidde naar Arabië, en zich bij Ma‘ an vertakte ongeveer 220 km ten zuiden van de hedendaagse Amman in Jordanië, tot ‘ Aqaba, en vervolgens naar Sinaï en Egypte. Deze was in handen van de kruisvaarders, maar defensief.

9. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zouden zij alle moslimdoorgang langs deze woestijnweg naar de Rode Zee of Hidjaaz [Arabië] gestopt hebben. In plaats daarvan – hoewel acht van hun kastelen en burchten de route van as-Salt naar ‘ Aqaba domineerden – leverden zij in werkelijkheid militaire konvooien [voor een prijs] aan moslimkaravanen die van en naar Mekka reisden en vorderden tol en vergoedingen over de goederen en personen die zij vervoerden. [9]

10. Als kruisvaarders gestreefd hadden naar de vernietiging van de islam dan zouden zij er vrijwel zeker in geslaagd zijn – gebaseerd op eerdere successen van de zwaar gepantserde ridders rijdend op stevige en goed gepantserde paarden [op voorwaarde dat de paarden niet neergehaald werden door de boogschutters – de met ijzerbedekte ridder hulpeloos op de grond achterlatend] tegen de superieur in aantal van licht gepantserde islamitische strijders rijdend op snel bewegende pony’s.

Maar zij deden dat niet. De kruisvaarders, die gericht waren op het voornaamste doel van de bevrijding van Jeruzalem en de andere heilige plaatsen, werden met onvoldoende manschappen achtergelaten om te verdedigen en te behouden wat feitelijk christelijke eilanden in een islamitische zee waren.

Het is ironisch in het licht van de latere geschiedenis dat de kruisvaarders door hun vijanden – moslims en zelfs sommige christenen – beschuldigd moeten worden van het met opzet vernietigen van de islam. Waren ze begonnen met dit voornemen en hadden zij de beloofde steun van de Byzantijnen ontvangen – die met een of twee uitzonderingen op schalkse wijze werd ontzegd – dan wijst alles erop dat zij zouden slagen.

Als zij werkelijk dit voornemen hadden en slaagden, dan zouden zij niet de massamoord op de Slag van Hattin op vrijdag 3 april 1187 ondergaan hebben; alle christelijke burchten zouden daardoor niet hun garnizoen verloren hebben en zouden later niet feitelijk in de handen gevallen zijn van de islamitische strijdkrachten, het fragment van het ware kruis van onze Verlosser zou niet schandelijk achter een paard gesleept zijn in Damascus door Saladin de Koerd; en Jeruzalem zou niet voor de tweede keer in de handen gevallen zijn van de islam in oktober 1187, en Paus Urban III zou niet zijn gestorven [10] – zoals sommige kroniekschrijvers ons vertellen dat hij stierf – uit verdriet over het nieuws.

Hadden zij werkelijk dit voornemen en waren zij daarin geslaagd, dan zou de wereldgeschiedenis en in het bijzonder de geschiedenis van Europa, het Byzantijnse Rijk, het Midden-Oosten en het Arabisch schiereiland – in de nasleep van de bevrijding van Jeruzalem op 15 juli 1099 –radicaal anders zijn geweest.

Dit zou niet zo zijn. De melancholie die de geschiedenis kreeg na het bloedbad van de kruisvaarders door Saladin bij de Slag van Hattin effende de weg voor de hedendaagse confrontatie tussen een nu olierijke en nieuwe militaristische islam en een geseculariseerd Westen.

Dit laatste is aan het spartelen als zij probeert om te gaan met een archaïsche, getribaliseerde politiek systeem dat door zijn godsdienst verboden is te integreren in niet-islamitische samenlevingen, en vastbesloten is tot wereldoverheersing, op het punt van het zwaard als dat nodig is.

In plaats van te zoeken naar corruptie en onwaardig motieven ter verklaring van de oproep van de kruistochten en vast te klampen aan het gebrekkige karakter van sommige van de kruisvaarders en hun strategische fouten om de val van Jeruzalem aan Saladin in oktober 1187 uit te leggen, moet de wereld zich verbazen dat Jeruzalem vrij bleef van islamitische overheersing voor zolang als het duurde.

Dat een dergelijk zwak en klein Latijns koninkrijk, met minuscule verdedigingswerken en relatief weinig verdedigers, kon overleven en zelfs floreren gedurende 88 jaren, aan alle kanten omgeven door woeste vijanden in een onherbergzaam en onbekende klimaat, is zeker reden tot verbazing. De moderne joodse staat Israël die een groot deel van het grondgebied en veel van de dilemma’s deelt waar de kruisvaarders mee geconfronteerd werden, bestaat slechts 60 jaar.

Zoals ik zei zijn er waardevolle lessen te trekken uit de manier waarop de middeleeuwse kruistochten zich ontvouwden; uit de opmerkelijke successen en de tragische mislukkingen. Wat nodig is, is een open geest die door de spiegels en rookgordijnen kan zien die zoveel historische geschriften verdraaien, naar wat er werkelijk gebeurde, en wat anders gekund of gemoeten zou hebben.

Eindnoten

[1] “... de islamitische wereld zou nooit het gedrag van de kruisvaarders vergeten of vergeven.” Van een online-cursus door EL Skip Knox, uit Boise State University, verwijzend naar de plundering van Jeruzalem.

[2] Zie Bernard Lewis, The Muslim Discovery of Europe, WW Norton & Company, New York , 1982, p. 22.

[3] Decline and Fall of the Roman Empire

[4] Zie Al-Kamil fi ‘l Ta’rikh, geciteerd Bernard Lewis op. cit., P. 23.

[5] Zie Hilaire Belloc, The Crusade, Cassel and Company Ltd, London etc, 1937, p. 3. Belloc’s zeer ondergewaardeerd openlijke analyse van de betekenis van de kruistocht en de redenen voor zijn uiteindelijke mislukking onthullen een greep van de sociale, politieke en religieuze factoren die in die tijd heersten die maar al te vaak ontbreken in veel daaropvolgende geschriften over dit onderwerp. Hierin, net als in veel anders dat hij schreef, hebben Belloc’s oordelen de schijn van waarheid over zich. Dit boek zou verplichte lectuur voor iedereen moeten zijn die geïnteresseerd is om over vooroordelen en schijnvertoningen heen te kijken.

[6] ‘The Crusade in Context’, Annals 2007 / 6, pp. 3-8.

[7] “De meeste kruisvaarders gingen weg zodra ze konden.” Jonathan Riley-Smith, The First Crusaders, 1095-1131, Cambridge University Press, 1997, p. 19.

[8] Ibid. passim.

[9] Zie Joshua Prawer, Crusader Institutions, Clarendon Press, Oxford, 1980, p. 477.

[10] Maar zie: Horace K. Mann, The Lives of the Popes in the Middle Ages, London, Kegan Paul, 1914, vol. x, 1159-1198, p. 297.